Vroeger: De Blikslager deel 2

Vroeger was alles niet altijd beter of leuker, maar wel anders  

Pa had z’n bootje de Blikslager destijds samen met zijn werkgever gekocht om de kosten van het onderhoud en het liggeld wat te drukken. Pa was loodgieter en ondanks dat we niks te kort kwamen groeide het geld niet op z’n rug. Hij was wel heel zuinig, maar hij was absoluut niet gierig of vrekkig. Het bootje kwam alleen niet in de eerste plaats als het ging om uitgaves.  

Zo hebben ze het jaren gedaan met oude buitenboordmotor van het merk “Seagull”. Deze had nog een open vliegwiel waar je zelf een touwtje omheen moest draaien om de motor aan te trekken. Als we de haven uit wilden varen startte het ding altijd feilloos bij de eerste ruk. Maar hij deed het nooit als je ‘m écht nodig had. Bij elke sluis of brug was het een verrassing of ‘ie het deed en of ‘ie bleef lopen. Als de zeilen naar beneden moesten en je alleen op de motor verder kon, weigerde het ding ook altijd dienst. Of nog erger, we raakten tijdens de start procedure het touwtje kwijt.  

Pa heeft toen jarenlang gespaard voor een nieuwe buitenboordmotor. Dat werd een nieuwe Subaru Marine. Een heuse 2-cilinder met een voor- en achteruit. En… hij deed het gewoon als je ‘m aantrok. Zodoende werd de oude Seagull ingeruild en de Subaru werd aan de Blikslager vastgemaakt. Pa was alleen vergeten om de nieuwe motor op te geven bij de verzekering. En je raadt het al: 2 weken later werd hij gestolen. Moeders was daar meer overstuur van dan pa, omdat de verzekering niets uitkeerde. Uiteindelijk kocht pa een gebruikte luchtgekoelde Tomos. Hij heeft nooit meer een nieuwe andere buitenboordmotor gekocht. 

Nog iets bijzonders: pa kon eigenlijk helemaal niet zwemmen. En denk maar niet dat hij een zwemvest aan deed. Dat moesten wij als kinderen wel van hem, terwijl wij wel konden zwemmen! Toen pa vervolgens een keertje overboord viel, hadden we de mazzel dat het zo ondiep was dat hij kon staan. Hij had de pijp die hij altijd rookte nog steeds in z’n mond. Ook daar was moeders meer overstuur van dan pa. 

In de weekenden gingen we vaak varen met een overnachting. Dan mocht er altijd een vriendje of vriendinnetje mee. Er zijn verschillinde buurjongens en -meisjes mee geweest. Er is zelfs een keer een leraar van de lagere school mee geweest. Het leukste vond ik dan altijd om op de boot eten te maken (blikvoer van Struik) en om ‘s avonds in de kajuit een drankje te drinken met bitterballen erbij, als echte matrozen. Pa dronk dan een biertje en wij cola.  

Ook deed pa elk jaar samen met Joop (zijn werkgever) een rondje IJsselmeer. Toen ik later de boot van pa geadopteerd had, deed ik samen met Willem datzelfde rondje. We hadden allebei net ons vaarbewijs gehaald, dus wat kon er fout gaan? Ten eerste was ons houten schip niet gewend om lang over één kant schuin te liggen. Al onze slaapspullen waren bij Harderwijk al zeiknat door inkomend water. Ten tweede ging bijna onze mast eraf in de Roggebotsluis, omdat de brugwachter te traag de brug opendeed. Of we hadden misschien het groene licht moeten afwachten, nadat de sluisdeur openging. Ten derde waaide het zo hard dat we het Ketelmeer niet over durfden. We hebben een dagje gewacht op rustiger weer voor de grote oversteek. Het waaide toen nog te hard, maar bewapend met kaart, plotter en kompas gingen we toch op weg naar Enkhuizen. We hadden ten slotte ons vaarbewijs. Na een uurtje of twee zagen we in de verte een toren opdoemen. We dachten nog: “Dat ging best snel.” Maar ondanks dat we rechte koers hadden, zagen we de toren dan weer over stuurboord en dan weer over bakboord. De toren leek ook niet echt op de markeringen op de kaart. Na een half uurtje werd het duidelijk; het was een heistelling op een platform. De opduwer erachter kon niet recht tegen de wind in varen en hij kwam kruisend onze kant op. Het duurde even voordat we dat in de gaten hadden. Dat hadden ze ons niet verteld op de online vaarcursus bij Albatros! Ondertussen begon de wind weer aan te trekken en werden de golven zo hoog, dat we bang waren dat ze van achter de kuip in zouden lopen. We bleven gewoon strak naar voren kijken en zo kwam Enkhuizen dan eindelijk in zicht. Daar gingen we ‘s avonds het nachtleven in. Omdat het bootje zo klein was, kostte het ons na het stappen dik een uur om het kreng terug te vinden. De volgende dag was Willem zijn portemonnee kwijt, maar die bleek gewoon in zijn slaapzak verstopt te liggen. 

De ervaringen die je dan opdoet, herinner je je later ineens weer. Als je dan de foto’s weer terugziet, dan denk je: “Dat was vroeger…”